Wie de menselijke activiteit
observeert komt al snel tot de vaststelling dat er dikwijls niet constructief
wordt samen gewerkt, ondanks alle intenties en stimulansen vanuit de leiding.
In organisaties is dat een pijnlijke reden voor inefficiëntie. Vooral tussen
leiding en medewerkers is er dikwijls sprake van tegenwerking of een zachte vorm van wederzijdse tolerantie.
Is dat te vermijden?
De inzichten uit de
Transactionele Analyse (1) (2) (3) kunnen ons helpen om inzicht te krijgen in
oorzaken, en vooral in oplossingen. De voorwaarde is wel dat we dit model een
eigentijdse invulling geven.
Menselijk gedrag wordt in
hoge mate bepaald door aangeleerde gedragspatronen. De opvoeding is hier
natuurlijk een voedingsbodem die een onvermijdelijke aanzet geeft tot zowel
positieve als negatieve patronen. Om met anderen om te gaan, hebben we op deze
manier geleerd dat er drie fundamenteel verschillende manieren zijn.
Onderschikking: ik ben de
mindere, moet me dus aanpassen aan de mogelijkheden, probeer te overleven, leg
de last en verantwoordelijkheid bij anderen, en zoek voor mezelf de meest
comfortabele manier van bestaan. Berne noemde dit het “kind-gedrag”, omdat
kinderen dit in de eerste fase van hun leven ontwikkelen als reactie op hun
hulpeloosheid en afhankelijkheid, maar ook als aanpassing aan het sturend
gedrag van hun ouders.
Bovenschikking: ik zet me
boven de andere, wil de situatie en dus ook de andere mensen naar mijn wensen
invullen, wil controle krijgen, en ga dus sturen. Dit noemde Berne
“oudergedrag” omdat het kind deze manier van handelen van z’n ouders heeft
gekopieerd.
Nevenschikking: ik ben
evenwaardig met de andere, en we zoeken samen, op basis van afspraken, hoe we
kunnen samen leven, samen werken, een doel bereiken. Er is geen gebruik van
macht op elkaar, geen concurrentie tussen de personen. Dit noemde Berne het
“volwassen” gedrag.
Er zijn begrijpbare redenen
voor een leider om z’n rol te verwarren met oudergedrag. De gevolgen zijn
echter nefast. Het gekende principe “gedrag lokt gedrag uit” zal er voor zorgen
dat er bij anderen onproductieve reacties ontstaan: oppositie (oudergedrag
roept oudergedrag op), of overlevingsgedrag (oudergedrag stimuleert
kindgedrag). Door de interacties tussen deze gedragspatronen ontstaat in
organisaties een negatieve spiraal, waarbij steeds meer sturing bij de leiding
ontstaat, en steeds meer oppositie en afhankelijkheid. Deze onproductieve
manier van werken overschaduwt alle andere maatregelen om productiviteit
en motivatie bij mensen te ontwikkelen.
Een goed inzicht in deze
mechanismen kan de basis vormen om tot goede samenwerking, zowel horizontaal
als verticaal te komen. De concrete regels om deze storende relatiepatronen te
vermijden, zouden moeten opgenomen worden in de organisatiecultuur (zie op een
andere pagina meer hierover).
(1)
E. Berne, Mens
erger je niet, Bert Bakker, Den Haag, 1964)
(2)
Harris T., Ik ben
OK, jij bent OK, Ambo, Bilthoven, 1973
(3) Stewart I., Joines
V., TA today. A new introduction to transactional analysis, Russel Press,
Nottingham, 1987
Geen opmerkingen:
Een reactie posten