Zoeken in deze blog

woensdag 28 februari 2018

27. Hoe leren mensen?

Downloaden
In de wereld van vorming en opleiding heeft het overheersend paradigma een voorkeur voor interactieve methoden. Deelnemers aan een opleiding worden zelf aan het woord gelaten en in kleine groepen aan het werk gezet om hun inzichten en ervaringen te delen. Het heet dan een verbetering te zijn ten opzichte van de vroeger ex-cathedra stijl. De vraag is of deze werkwijze, die duidelijk bij velen de voorkeur verdient, ook tot betere leerresultaten leidt. Dit kan betwijfeld worden. Een kritische analyse maakt duidelijk hoe de werking van de menselijke hersenen ons dwingt om een meer professioneel alternatief te ontwikkelen.

Vooreerst moet een onderscheid gemaakt worden tussen adaptief leren en gericht opbouwend leren. Adaptieve leerprocessen zijn gebaseerd op conclusies uit ervaringen die ons helpen om te overleven, materieel en sociaal. Opbouwend leren is gericht op inzichten en vaardigheden verwerven die ons helpen om betere resultaten te bereiken in de sociale rol die we hebben opgenomen. Het eerste speelt heel sterk in de opvoeding, en wordt later mogelijk een hinderpaal in het gericht leren. Deze twee mechanismen corresponderen met de twee denksystemen die door nobelprijs winnaar Daniel Kahneman (‘Ons feilbaar denken’) uitvoerig worden gedocumenteerd.

Naarmate het doel van het leerproces bestaat uit het verwerven van meer complexe vaardigheden, zal de beperkende werking van het reflexbrein groter worden, en de nood aan het gebruik van pre-frontaal denken groter. Van eenvoudig leren tot complex leren zien we volgende evolutie: feitenkennis opslaan in het geheugen, verbanden leggen en daardoor kennis opbouwen, oude kennis vervangen door nieuwe en inzicht verwerven, oordeelsvermogen ontwikkelen door de relevantie van kennis te beoordelen, kennis selecteren in functie van een doel, de gepaste kennis effectief vertalen in gedrag. Als de opleiding in kwestie gaat over leiderschap van een organisatie, dan gaat het evident over complexe vaardigheden, en zal de methodiek zeer consequent op doelgericht leren moeten gericht zijn om gewenst effect te sorteren.

Doelgericht leren is maar mogelijk als er een wil is tot leren (openheid van geest gecombineerd met een duidelijke focus). Deze wil dient vertaald in een doordachte poging om de nodige inzichten en vaardigheden te verwerven, rekening houdend met omstandigheden, maar zeker ook met de methodiek die men zal gebruiken. Nadat er pogingen tot leren zijn ondernomen, zal een (zelf-) evaluatie noodzakelijk zijn om de leercyclus te sluiten. Daaruit ontstaat nieuwe energie, en ook inzichten die kunnen helpen om zowel doelstelling als methodiek bij te sturen.

Het is duidelijk dat dit individueel proces kan gevoed worden door de input van anderen. Naarmate deze anderen kennis en inzichten hebben die aansluiten bij de leerdoelen, zal hun bijdrage groter zijn, natuurlijk onder voorwaarde van gebruik van een gepast methodiek. Deze methodiek heeft zeker te maken met de manier waarop de kennis ter beschikking wordt gesteld, maar heel zeker ook met de randvoorwaarden in het bovengenoemd leerproces, mat name vooral de ingesteldheid van de lerende.

Het lijkt een groot risico in te houden als “deelnemers in het leerproces” zich als groep op elkaar gaan richten, en niet op de aangeboden kennis. Hier geeft men niet alleen ruimte aan het bekende Abilene effect (aansluiten bij de groepsnorm), maar men beperkt de input tot de aanwezige kennis en inzichten van de leerlingen. Heeft het dan zin om iemand uit te nodigen (en te betalen) die over extra kennis en inzichten beschikt? Of is het daarom dat trainers vandaag dikwijls geen inhoudelijke deskundigheid hoeven te hebben, en vooral verwacht worden de interactie in de groep te begeleiden. Deze vaardigheid kan natuurlijk worden aangevuld met het zgn ervaringsgericht leren; mensen via oefeningen iets laten ervaren dat mits een vertaalproces nuttig zou kunnen zijn  voor hun leerdoelen. Het blijft een zwak alternatief voor het gestructureerd en gefundeerd beschikbaar stellen van kennis die rechtstreeks gericht is op het inspireren van deelnemers in hun bewust leerproces.
Het leermoment zal echter,  naast inspirerende input leveren, zowel vooraf als achteraf moeten aangevuld worden met goed doordachte acties om het leerproces rond te maken (willen, proberen, evalueren; liefst op een continue manier). Hoe complexer de te leren vaardigheden, hoe meer ‘proberen’ in de praktijk zal nodig zijn om het leerproces te voeden.

Een mogelijke conclusie zou kunnen zijn dat leerprocessen die gericht zijn op het verwerven van complexe kennis, een andere methodiek vragen dan lotgenoten in interactie hun reeds aanwezige kennis te laten uitwisselen. Maar een strikte organisatie van het volledig leerproces zal nodig zijn om het nodige bewijs te leveren dat kan concurreren tegen de voorkeur van het socialiseren. Socialiseren is nuttig om af te stemmen (en dat is in organisaties dikwijls nodig), maar niet voor individueel leren. Het doelgericht leren wordt gesaboteerd door emotie, want die “triggert” het reflexbrein, en doet ons naar sociale steun zoeken. Hoe meer onrust in het hoofd, hoe moeizamer doelgericht leren wordt. Iets om rekening mee te houden, maar niet om aan toe te geven.

Hugo Der Kinderen
Februari 2018

(een meer uitgebreide tekst over dit vraagstuk, met literatuur verwijzingen en verbanden met de werking van onze hersenen, is te vinden in de langere bijdragen op deze blog)

Geen opmerkingen: