Zoeken in deze blog

donderdag 8 maart 2018

28. Een functionele directie is een handicap voor goed beleid

Downloaden
Inspraak zonder inzicht leidt tot uitspraken zonder uitzicht. (?)

Een functionele directie is een directie die is samengesteld uit managers die elk een aspect van de organisatie onder hun bevoegdheid hebben, bvb financies, HR, operaties, logistiek,… Dit is een zeer gangbare praktijk, en blijkbaar is het voor veel leiders van organisaties een garantie dat ze bij het nemen van beslissingen alle invalshoeken laten meetellen. Het zou inderdaad zo moeten zijn, want een goede beleidsbeslissing houdt rekening met alle informatie, beperkingen, doelstellingen,… van die verschillende deelgebieden. De directie moet als team waarborgen dat dit gebeurt, want dat is een voorwaarde voor goed beleid.

Dat blijkt echter in de praktijk nogal tegen te vallen. Door een directie functioneel te organiseren, is het beleidsveld ‘verkaveld’ in deelaspecten van de organisatie. Om het te plaatsen in systeemdenken: elke functionele manager beheert een systeemaspect van de organisatie, geen deelsysteem. Door deze aspecten tot specialisme te verheffen ontstaat wel een grote deskundigheid in het beheer, maar zal het beleid maar slagen als die aspecten netjes terug geïntegreerd worden bij besluitvorming, elk op z’n juiste waarde. Omdat de focus van elke functionele manager op het eigen aspect is gericht, zal er een soort van concurrentie ontstaan tussen de aspecten, en wellicht ook tussen de mensen. Want ieder verdedigt het eigen terrein, bevoegdheid, belang, inzicht, conclusie,… De eindbeslissing wordt daarom zeer dikwijls een spel van invloed en macht. De balans zal daarom zeer vaak doorslaan naar de mensen die het meeste macht in het systeem hebben. Dit wordt niet alleen bepaald door hun persoonlijkheid, maar ook door de druk van bovenuit (RvB, juridische voogdij, …)

Gedeeld leiderschap zal dit niet oplossen. Door de samenstelling van het team heeft men eerder gekozen voor ‘verdeeld leiderschap’. Gedeeld leiderschap veronderstelt dat de teamleden hetzelfde doel nastreven, en zich richten op het vinden van de goede synthese tussen alle invalshoeken en aspecten van de probleemstelling. Slechts dan kunnen ze elkaar aanvullen in het vormen van een gezond besluit. Dat wordt echter zwaar gehandicapt door de situatie waarin elk van de teamleden zich gelegitimeerd heeft teruggetrokken in een deelaspect (deskundigheid, inzicht, betrokkenheid) en daardoor geen enkele verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor het geheel. Men kan vanuit het eigen deelaspect zich ook geen betrouwbaar beeld vormen over de juiste balans tussen de deelaspecten, want ze behoren niet tot het aandachtsgebied.

Een directie bestaat uit mensen die per definitie met het geheel bezig zijn. Hun rol is om alle aspecten in de juiste balans te integreren tot goede beleidsbeslissingen. Ze moeten dus, naast hun specifiek verantwoordelijkheidsgebied, voldoende inzicht hebben in het geheel. En verantwoordelijkheidsgebieden zullen er altijd zijn omdat elk directielid geacht wordt een deel van de organisatie te leiden. De vraag wordt dan: hoe kunnen we verantwoordelijkheidsgebieden bepalen die zo veel mogelijk integratie  waarborgen, zonder de grenzen van de persoonlijke deskundigheid en talenten geweld aan te doen.

Dit zal meestal neerkomen op een kleine directiegroep die bestaat uit een algemeen directeur die het team leidt, een directeur die de operationele eenheden (de ‘core business’) leidt en een organisatiedirecteur die zich ontfermt over alle ondersteunende afdelingen en de onderlinge samenwerking daarbinnen. Op het niveau van de operationele eenheden proberen we dan zoveel mogelijk aspecten van de werking in de bevoegdheden van het operationeel team te leggen (budgetten, kwaliteit, administratie,…) En naast deze bevoegdheden wordt elke directeur geacht om voldoende op de hoogte te zijn van de werking van het geheel van de organisatie, zonder zich buiten het eigen mandaat te begeven in de dagelijkse leiding.

De eis die als gevolg van deze visie aan directieleden moet gesteld worden, is dat ze in staat zijn om met grote complexiteit om te gaan. Technische kennis van één aspect beheersen is onvoldoende. Oordeelsvorming in het afwegen van het niet-meetbare is essentieel. Elk directielid hoort een sterk engagement te hebben met de missie, een helder inzicht in de strategische keuzen van de organisatie en contact met alle aspecten van de werking om een argument van een collega of van een gespecialiseerd (aspect-)manager goed in te schatten.

Het zelfde probleem stelt zich in de werking van multi-disciplinaire teams. Als de teamleden zich beperken tot hun specialiteit als bril om naar de problemen te kijken, ontstaat concurrentie tussen de aspecten, die zeer moeilijk te balanceren is. Het wordt dan cruciaal om een sterk engagement te hebben van elk teamlid bij de missie en doelstellingen, en een grote bereidheid om in complementariteit te functioneren. Er zal veel vertrouwen en discipline nodig zijn om het gewicht van de argumenten van collega’s uit een andere discipline naar waarde te schatten, zelfs zonder dat men op basis van inzicht overtuigd is. In organisaties met complexe opdrachten (de zorgsector bvb) zijn multidisciplinaire teams een noodzaak voor kwaliteit. Als een multidisciplinair team de discipline kan opbrengen om integrerend te werken, kan dat dan niet in een directieteam? Dat blijkt in de praktijk veel moeilijker te zijn, vermoedelijk omdat de afstand tot de realiteit (klant bvb) groter is bij de directie. Daardoor is er meer mogelijkheid om zich te ‘begraven’ in de eigen discipline; maar misschien is de druk ook groter?

Hugo Der Kinderen
Maart 2018

Geen opmerkingen: