Downloaden
"Mensen worden het meest bedrogen
door hun eigen meningen."
(Leonardo Da Vinci)
Paradigma’s zijn
denkstructuren, verzamelingen van theoretische modellen en overtuigingen die
bepalen hoe er naar een bepaald stuk van de realiteit wordt gekeken. Het is de
bril die we gebruiken om naar de realiteit te kijken. Voorbeelden zijn:
-
de neo-liberale
kijk op de economie (met de centrale plaats van concurrentie, eigenbelang en
‘de onzichtbare hand’ ; één de oorzaken/oplossingen van de
financieel-economische crisis van 2008;
- - de
exact-wetenschappelijke en chemisch gefundeerde kijk op medische problemen;
- - de visie op
leiderschap die gebaseerd is op biologische mechanismen van superioriteit en
macht;
- - de visie op
arbeidsorganisatie die gebaseerd is op specialisatie, geïnspireerd is op het lopende-band systeem;
- - de ‘alternatieve’
manier om een duurzame economie op te bouwen (1);
- - de visie
op motivatie door het gebruiken van externe stimuli zoals beloningen (als
gevolg van het ‘Behaviorisme’
- - de centrale
plaats van de psycho-analyse in de psychiatrie en het gebruik van chemische
geneesmiddelen voor de behandeling
Paradigma’s ontstaan als
gevolg van algemeen aanvaarde kennis die op een bepaald moment wordt
samengebracht, en die verder dient als basis om op verder te werken. Men stelt
de uitgangspunten niet meer in vraag, omdat die in het verleden afdoende
bewezen worden geacht. Het zou echter kunnen dat die uitgangspunten ondertussen
achterhaald zijn door nieuwe kennis, of door omstandigheden die niet meer
dezelfde zijn. Paradigma’s veranderen is een zeer moeizaam proces, en vraagt
naast tijd ook zeer veel energie en synchrone gebeurtenissen is een sociale
context. Het eigene van paradigma(s is inderdaad ook dat ze gedragen worden
door meerdere mensen. Dat maakt het voor individuen moeilijk om als eerste of
enige af te stappen van en bepaald paradigma, want die sociale druk zal groot
zijn.
De hedendaagse visie op
leidinggeven gaat voor een groot deel in tegen het heersende paradigma van het
machtsdenken. Elders hebben we vijf paradigma’s over management en leiderschap
op een schema gepresenteerd om de evolutie hierin in een tijdsperspectief te
plaatsen.(2) In haar boek van 1989 heeft Marylin Ferguson (3) reeds overtuigend
betoogd dat het systeemdenken in de 21ste eeuw wellicht in alle
wetenschappen de bestaande paradigma’s zal doen sneuvelen. Over de
neurologische mechanismen achter paradigma’s is een zeer interessante analyse
te vinden bij Ch. Jacobs (4). Deze analyse is voor een groot stuk een
verklaring waarom veranderingen in paradigma’s zo moeizaam verlopen. Er moeten
immers nieuwe combinaties in de hersenen ontwikkeld worden die de oude patronen
verdringen.
Paradigma’s kunnen ook gezien
worden als coherente verzamelingen van overtuigingen. Overtuigingen zijn regels
of stellingen waarvan we denken dat ze juist zijn. Op deze manier hebben we een
lange (geclusterde) lijst van overtuigingen in ons hoofd opgeslagen, en die als
uitgangspunt van ons logisch handelen fungeren. In sommige gevallen is zelfs de
consistentie binnen die lijst niet echt sterk, en lijkt het meer op een
willekeurige verzameling, die soms min of meer samenhangt. Hoe dan ook, ze
bepalen ons handelen, en maken dat we moeilijk te ‘overtuigen’ zijn van het
tegendeel. De sterkste ‘box’ in de uitdrukking ‘out of the box thinking’
bestaat uit het geldende paradigma. Om ‘out of the box’ te denken, moet men z’n
overtuigingen in vraag kunnen stellen.
Een nuttige manier om hier
wat realistischer en productiever mee om te gaan, is te onderzoeken waar onze
overtuigingen vandaan komen, op wat ze gebaseerd zijn. Het wordt dan een stuk
gemakkelijker om het relatieve ervan in te zien, en er eventueel van af te
stappen als dat nuttig blijkt. Waarom dat zo is, wordt in elders verklaard door
de beschrijving van de stadia van gedragsverandering. (5)
Een eerste soort overtuigingen is ‘rationeel’. Ze zijn gebaseerd op
betrouwbare informatie en komen tot stand op basis van weten en rationeel
redeneren. Deze categorie noemen we ook wel’ kennis’. Deze overtuigingen zijn
redelijk betrouwbaar, hoewel ze nog steeds aan een bepaald heersend paradigma
kunnen verbonden zijn, met alle relativiteit daaraan verbonden. Ze worden wel vrij
gemakkelijk veranderd als er nieuwe informatie beschikbaar komt. De
belangrijkste reden is dat er weinig emotie met de bestaande overtuiging
verbonden is. We doen een soort ‘re-processing’ en komen tot een andere
conclusie, punt uit! In de praktijk zien we dat veel mensen, vooral
leidinggevenden, er blijkbaar van uitgaan dat alle overtuigingen van anderen
rationeel zijn, en dat ze dus kunnen veranderd worden door argumentatie en
informatie. Daar steken ze dan ook behoorlijk veel tijd in, met heel veel
frustratie tot gevolg. Er zijn inderdaad nog vier andere bronnen van
overtuigingen, die niet rationeel zijn, en die dus ook op deze manier niet te
veranderen zijn.
De tweede bron van
onze overtuigingen zijn ervaringen. Wanneer we een bepaalde ervaring
hebben, en wanneer die samengaat met een sterke emotie, dan zullen de
conclusies sterke overtuigingen opleveren. Mensen die ooit grote angsten hebben
uitgestaan in een bepaalde situatie, veroorzaakt door een bepaalde groep
mensen, zullen ten aanzien van die mensen sterke vooroordelen – overtuigingen
ontwikkelen. Hun verder handelen tegenover die groep mensen zal dan vooral het
gevolg zijn van die overtuiging, en niet meer van de objectieve situatie waarin
ze zich bevinden.
"Overtuigingen zijn gevaarlijker
vijanden der waarheid dan leugens."
(F. Nietsche)
Een derde bron
zin overtuigingen die we hebben overgenomen van invloedrijke personen in
ons leven. Van onze ouders bvb, maar ook van leerkrachten, onze eerste leidinggevende,…
nemen we onbewust overtuigingen over. Mensen die voor ons als rolmodel fungeren
worden gekopieerd, vooral in de eerste fasen van ons leven. We doen dat
onbewust, maar het resultaat is wel dat onze manier van denken rond bepaalde
onderwerpen op deze manier sterk wordt beïnvloed. Leidinggevenden groeien op
die manier op in een bepaalde leiderschapscultuur, en nemen de overtuigingen
over die daar aan de grondslag van liggen. Ze staan er niet bij stil dat deze
denk- en handelwijze slechts één mogelijke optie is, want ze hebben nooit iets
anders gezien. Dit is ook het mechanisme achter de internationale verschillen
in leiderschapsdenken. Op deze manier blijven die verschillen ook zeer lang
bestaan, want ze worden door alle betrokkenen in leven gehouden. Het is
blijkbaar moeilijk om ‘uit de box’ te denken. Dat heeft zowel te maken met de
verleiding (voorbeeldgedrag) als met sociale druk (de sociale omgeving
verdraagt niet dat je anders denkt en/of handelt). De culturele omgeving waarin
we opgroeien brengt op die manier bepaalde evidenties mee die we als normaal
en, door onze behoefte aan houvast, zelfs als evident en noodzakelijk gaan beschouwen.
In een omgeving waar we graag bij horen zullen we ons tot op zekere hoogte
verplicht voelen om de aanwezige denkwereld te volgen. Tegen die stroom in
roeien vereist een sterke persoonlijkheid, en dat is vooral een kwestie van
durven, en niet van weten.
De vierde bron
heeft te maken met het verdedigen van belangen of posities. Iemand die
wil carrière maken in een bedrijf, zal zich meestal gewillig confirmeren aan de
overtuigingen die deel uitmaken van de cultuur, niet alleen omwille van
kopiëren als mechanisme, maar omdat dit een concreet carrièreperspectief geeft.
Iemand die graag met een
grote auto rijdt (statusgevoelig, ego-behoeftig) zal gemakkelijk overtuigingen
creëren dat deze ingrediënten noodzakelijk zijn om een positieve commerciële
uitstraling te hebben. In de praktijk wordt er misschien helemaal niet gekeken
naar de auto waar deze persoon zich mee verplaatst. De overtuiging is dus niet
gebaseerd op feiten, maar om de emotionele nood om belangen te verdedigen. Het
is duidelijk dat een lage maturiteit (veel onzekerheid, statusgevoeligheid en
ego-gedreven levenshouding) een sterke emotionele drijfveer vormen om
ondersteunende overtuigingen te ontwikkelen en vast te houden. Belangen worden
dan immers primordiaal.
Een ander opmerkelijk
voorbeeld is het gedrag van sommige jagers die zichzelf overtuigen dat ze met
natuurbeheer bezig zijn omdat ze het niet kunnen laten omwille van de ‘kick’.
De vijfde bron
is een bijzondere toepassing van “cognitieve dissonantie”, een
psychische overlevingsmethodiek die beschreven werd door Festinger(6). Dit is een bijzonder belangrijk mechanisme
voor menselijk gedrag, zowel academici als voor praktijkmensen. Het mechanisme
houdt in dat we het verschil willen reduceren tussen wat we enerzijds weten, en
wat we anderzijds doen.
Dit verschil is namelijk
bijzonder storend, want we weten in dit geval dat we de foute dingen doen. Het
schept een gewetens-probleem, en dat moet opgelost worden. We moeten onszelf van
die negatieve druk verlossen. Logischerwijze zouden we redeneren dat we dan ons
gedrag aanpassen aan de normen die we kennen en relevant achten. Dit is in
sommige gevallen echter vrij moeilijk. Het is dan eenvoudiger om onze
overtuigingen aan te passen. We creëren onszelf dus overtuigingen die ons
bestaande gedrag moeten schragen en verantwoorden. Dit mechanisme zal zich
voordoen, telkens het een gedrag betreft dat we moeilijk kunnen veranderen.
Alle externe bronnen van overtuigingen zoals hierboven beschreven, kunnen het
mechanisme van ‘Cognitieve dissonantie’ in werking zetten. Telkens we een
sterke reden hebben om een bepaalde overtuiging te volgen, zal ons eigen weten,
de kennis, het moeten afleggen en gaat de overtuiging toch de kant uit van die
sterke externe druk. Dit speelt natuurlijk het sterkst op het ogenblik dat de
druk van binnenuit komt. Onze manier van ‘zijn’, onze persoonlijkheid is
dikwijls de basis van ons gedrag.
De reden hiervoor is dat het bijvoorbeeld
gebaseerd is op temperament (onze verzameling van genetisch en biologisch
bepaalde mogelijkheden en beperkingen) of op onze scripts, gedragspatronen die
onze persoonlijkheid sterk kleuren (zie elders onder de hoofding ‘scripts’).
Maar ook onze graad van maturiteit is erg bepalend voor ons gedrag, en zet dus
dat mechanisme van ‘Cognitieve dissonantie’ in gang (zie elders over de rol van
maturiteit). Hoe dan ook, als we om
bepaalde redenen ons gedrag kleuren op een bepaalde manier, en die drijfveer is
sterk genoeg, dan zal ze onze manier van denken bepalen over dat onderwerp, uit
pure zelfbescherming.
Ook erg fundamentele waarden,
bestaande paradigma’s of erg diep zittende overtuigingen kunnen de oorzaak zijn
van ‘Cognitieve dissonantie’. Een voorbeeld van dit laatste is een bepaald
mensbeeld. Als dat mensbeeld inhoudt dat mensen als vijanden gezien worden, om
welke reden dan ook, dan zullen andere overtuigingen hiermee compatibel moeten
zijn. We zullen verder zien dat het bestaan van scripts in de praktijk zeer
dikwijls het mechanisme van de cognitieve dissonantie werkzaam is. De betrokken
personen, bvb met een controle-instelling, zijn zeer moeilijk te overtuigen van
een andere benadering inzake leiderschap. De kans is groot dat ze om die reden
deze tekst niet tot op dit punt gelezen hebben.
Deze visie op menselijke
overtuigingen leunt sterk aan bij de benadering van NLP (Neuro Linguistisch
Programmeren). Een uitstekende en vrij neutrale, nuchtere benadering van
overtuigingen kan men vinden in het werk van Harry Palmer (7). Hij beperkt zich
echter tot het sensibiliseren voor het belang van onze overtuigingen in ons
leven, en op het relatieve karakter ervan. We hebben het nuttig geoordeeld om
stil te staan mij e mechanismen die onze overtuigingen bepalen, om zo een
instrument voor verandering (coaching) te onderbouwen.
Inderdaad, zodra men zich
bewust wordt van de oorsprong van een bepaalde overtuiging, is het veel
gemakkelijker om deze te relativeren. Wat ook helpt, is dit overzicht van
observaties kritisch te bekijken, zodat het hele mechanisme van overtuigingen
in het menselijk handelen duidelijker wordt, met inbegrip van de relatieve
waarden van onze bestaande overtuigingen.
OBSERVATIES:
1. We hebben
overtuigingen nodig
2. De inhoud
ervan is zeer relatief
3. We verdedigen
ze met grote ijver
4. We zoeken
bevestiging: vorming van groepen
5. We observeren
de realiteit met onze overtuigingen als gekleurde filters
6. Iemand overtuigen
is niet gemakkelijk
7. Een kleine
minderheid van onze overtuigingen is betrouwbaar (rationeel)
8. Hoe groter de
behoefte iemand heeft om bevestigd te worden in zijn overtuigingen, hoe
moeilijker het wordt om met die persoon samen te werken.
We hebben inderdaad
overtuigingen nodig om het leven aan te kunnen. Het zijn fundamenten van onze
keuzen, vastgelegd en steeds beschikbaar, zodanig dat we niet in elke situatie
steeds op zoek moeten gaan naar de juiste manier om situaties te beoordelen.
Het bestaan ervan maakt sneller beslissen en consistente beslissingen mogelijk,
en mag daarom als een essentieel onderdeel van ons gedrag gezien worden.
Maar de inhoud is zeer
persoonlijk. Door de combinatie van drijvende krachten wordt het resultaat een
hoogst persoonlijke lijst van principes. Ze zijn inhoudelijk wel min of meer
consistent, maar elke lijst is uniek. Elke lijst past bovendien min of meer in
een paradigma, zeker indien de eigenaar van de lijst een sterke behoefte heeft
om zich te conformeren aan zijn sociale omgeving.
"The definition of insanity
is doing the same thing over and over
and expecting different results."
(Albert Einstein)
Omdat ze zo
essentieel zijn voor ons gedrag en omdat we ook een stuk van onze identiteit
hieraan ontlenen, zullen we onze principes niet zomaar opgeven. We verdedigen
ze alsof we onszelf verdedigen. Sterker zelfs, we willen ons omringd zien met
mensen die onze overtuigingen delen. Bevestiging van onze overtuigingen is een
vorm van zich aanvaard weten. Sociale geborgenheid is niet mogelijk als we ook
op dit niveau geen steun ervaren. Wellicht daarom hebben we in onze moderne
tijden dikwijls meer aansluiting met gelijkgezinden op afstand, dan met zeer
dichtbij levende mensen (buren en familie). Religies zijn in die zin misschien
een antwoord op een fundamentele menselijke behoefte van zich geborgen weten
door gelijkgezinden. We kunnen op die manier ook beter het gedrag van anderen
voorspellen, en ons op die manier ook veilig voelen.
Het omgaan met de realiteit
wordt ook door onze overtuigingen vertroebeld. Wat er niet in past, wordt misschien
wat ‘creatief’ of selectief geïnterpreteerd. Hoe lager de maturiteit van een
persoon (zie elders), hoe meer die waarschijnlijk het eigen gelijk belangrijk
vindt, en dus situaties selectief zal interpreteren om het eigen gelijk erin te
zien. Dat betekent dat omgaan met een complexe realiteit, buiten de evidente
zekerheden, dus ook bij het beoefenen van wetenschap of het omgaan met
organisatieproblemen of religieuze onderwerpen, de eigen overtuigingen ons een
stuk blind maken voor de werkelijkheid. We zien wat we willen zien. Hoe sterker
de behoefte aan zelfbevestiging, hoe sterker dat speelt, en hoe meer we ons in
een soort ‘ballon’ bevinden met een beperkt zicht op de realiteit. Creatief
zijn en 'out of the box thinking’ is dus ook gebonden aan de het kunnen
relativeren van de eigen overtuigingen, en is ook gebonden aan maturiteit zoals
verder zal blijken. Maar het lijkt wel een belangrijke vaardigheid in het
ontwikkelen van kennis.
Op deze basis zouden we twee
verschillend definities kunnen geven van ervaring:
-
het aantal maal
dat iemand z’n bestaande overtuigingen bevestigd heeft door het selectief
observeren van de realiteit.
-
het aantal maal
dat iemand z’n overtuigingen veranderd heeft omdat ze bleken niet productief of
correct te zijn.
De ervaring van laag-mature
mensen is daarom niet echt een pluspunt! Het is eerder een hardnekkig probleem.
De gevolgen van deze
vaststellingen is dat mensen overtuigen geen eenvoudige aangelegenheid is. Hoe
graag we het ook zouden willen, mensen zitten niet te wachten om hun eigen
overtuigingen aan de kant te schuiven en de uwe over te nemen. We steken er
gemiddeld nochtans veel energie in om dat toch te bereiken, en opnieuw, hoe
lager de maturiteit van bvb een leidinggevende, hoe meer energie deze daar zal
insteken. De resultaten zijn meestal erg teleurstellend, ook als we logische en
rationele argumenten gebruiken en een grote verbale vaardigheid inzetten. De
meeste overtuigingen van mensen zijn immers niet gebaseerd op ratio (hooguit 15
%?), maar op de vier andere elementen hierboven beschreven. Het is dus naïef om
te veronderstellen dat ze met een andere ratio kunnen veranderd worden. De
andere motieven zijn sterker en liggen dieper verankerd, en zullen het daardoor
meestal halen. tenzij men natuurlijk bewust in een coaching-proces duikt
waarbij men expliciet de eigen overtuigingen in vraag stelt. In dat geval
bestaat er een behoorlijke kans dat verandering plaatsvindt. NLP trainingen
zijn daarop gericht, tenminste als ze niet een dekmantel zijn voor andere
vormen van gedragsreflectie.
"In diepste zin zijn geschillen
een debat tussen twee gevangenen."
(Krishnamurti)
In plaats van
onze energie te steken in het veranderen van de overtuigingen van anderen, (wat
polariteit stimuleert) kunnen we ons misschien beter richten op het zoeken naar
overeenkomsten en gemeenschappelijke acties. Het is finaal niet belangrijk wie
gelijk heeft, maar waar we het over eens kunnen worden om te proberen. Zolang
mensen blijven hangen in de strijd om het grote gelijk, is er sprake van
negatieve energie, en zijn de resultaten zwak. Zie ook elders bij de
beschrijving van het mechanisme van de Transactionele Analyse. Zodra men zich
richt op afspraken, ook al wijken die dan af van het eigen idee, blijft
vooruitgang mogelijk. We zien deze aanpak terugkomen in het deel waar we het
hebben over besluitvorming en het inbouwen van participatie.
Het nuttig om vast te stellen
dat een persoon die wel aan het eigen gelijk blijft vasthouden, en probeert de
eigen overtuigingen op te dringen aan anderen, een moeilijk persoon is om mee
samen te werken. Niemand ijkt ernaar uit om een dergelijke persoon als zijn
leidinggevende of als zijn medewerker te hebben. En dit is ongeacht of die
persoon gelijk heeft of niet!
Het mechanisme om
overtuigingen te ontwikkelen leidt ertoe dat we grofweg drie groepen van
overtuigingen hebben: een wereldbeeld, een mensbeeld en een zelfbeeld. Alle
drie zijn ze erg bepalend voor onze houding en omgang met het leven, en dus ook
voor de resultaten die we instaat zijn om te bereiken.
Het wereldbeeld geeft ons een
perceptie van de omgeving waarin we leven, en welke dynamieken tot welke
resultaten leiden. Het is bepalend voor onze selectie in strategieën die we
ontwikkelen voor overleven, succes, .. maar ook voor onze standpunten inzake
milieu, klimaatopwarming, koopgedrag,…
Ons mensbeeld is zeer
bepalend voor onze sociale gedragingen. Geloven we dat mensen goed zijn, of dat
eerder het kwade primeert; Zijn mensen concurrenten tot zelfs niet te
vertrouwen vijanden (of tegenspelers), of juist bondgenoten. Gaan we uit van
een idee dat iedereen hetzelfde functioneert, of zien we verschillen en kunnen
we daar een realistische consequentie aan verbinden? Het bepaalt ook onze focus
op verbondenheid, concurrentie, liefdadigheid of veroordeling.
Het zelfbeeld is erg bepalend
om onze plaats in die twee vorige beelden te vinden. Zonder een positief
zelfbeeld wordt het moeilijk overleven, zeker als de het wereldbeeld en het
mensbeeld eerder bedreigend en gevaarlijk gepercipieerd worden. Dan zal de
aandacht gaan naar competenties die nodig zijn om de sociale strijd te winnen.
Zo wordt misschien wel een groot ego gestimuleerd; een zelfoverschatting die
zelfs narcistische proporties kan aannemen.
Tot slot nog enkele
voorbeelden van overtuigingen die erg levensbepalend kunnen zijn:
OVERTUIGINGEN – voorbeelden
1- ‘het leven
is een strijd’
2- ‘business is
war’
3- ‘alle mensen
zijn egoïstisch’
4- ‘het is niet
belangrijk wat je kent, maar wie je kent’
5- ‘promotie is
een beloning voor goede prestaties/gedrag’
6- ‘als ik mijn
baas confronteer met zijn fouten, wordt ik ontslagen’
7- ‘ik ben te
oud om nog een nieuwe job te vinden’
8- ‘als je een
misdadiger hard genoeg straft, zal hij zijn gedrag veranderen’
9- ‘de beste
job in de wereld is een job voor de overheid’
10- ‘het ideale
leven is er een van niets doen’
11- ‘als ik hard
werk zal ik tijdens mijn pensioen kunnen genieten en uitrusten’
12- ‘als ik een
diploma heb, hoef ik voor de rest niets meer te bewijzen’
Voor elk van deze
overtuigingen, zoals ook voor alle andere, kan men zich twee interessante
vragen stellen:
-
hoe komt iemand
aan zo’n overtuiging? (gebruik de vijf mogelijke bronnen hierboven beschreven)
-
wat zijn de
gevolgen als men deze overtuiging hanteert?
Hugo Der Kinderen (januari 2019)
(1) Peter Tom Jones, Terra Reversa, De transitie naar rechtvaardige
duurzaamheid, Epo, Berchem, 2009
(2) Zie ‘Vijf paradigma’s voor leiderschap’ op
hugoderkinderen.blogspot.be
(3) M. Fergusen, De Aquarius samenzwering, Ank-Hermes, Deventer, 1989
(4) Charles Jacobs, Waarom feedback niet werkt, Paradigma, Amsterdam,
2010
(5) Zie ‘ De dynamiek van gedragsverandering’ op
hugoderkinderen.blogspot.be
(6) zie bvb. M. Vervoort, Pioniers in de psychologie, Nijgh & Van
Ditmar, Amsterdam, 2000
(7) Harry Palmer, Leven vanuit vrije wil, Bruna, Utrecht, 1995
1 opmerking:
Cognitieve dissonantie in "conflict", (h)erken de invloed van de externe druk (omgeving, cultuur, relaties, …).
Een reactie posten