Downloaden
Uit de analyse van de nadelen en beperkingen van zowel
compromissen als van eenzijdige besluiten wordt duidelijk dat we op zoek zijn
naar een betere methodiek. Deze zou
expliciet de kwaliteit van de beslissing en tegelijk de acceptatie van de
betrokkenen centraal moeten stellen. Dit moet lukken met een beetje gezond
verstand en een dosis discipline. De “sociocratie” als begrip biedt hier
aanknopingspunten. De sociocratische verenigingen die bestaan in de
Scandinavische landen (blijkbaar ook in Canada en Nederland) demonstreren eens
te meer dat het machtsgebruik dat in de cultuur inzake leiderschap ingebed is,
een oorzaak is van slechte eindkwaliteit, maar dat even terzijde. We proberen
op basis van de sociocratische idee, gekruid met wat praktijkervaring, een
eigen “sociocratisch alternatief” als methodiek te formuleren.
“De democratie laat de passies de vrije loop,
en biedt geen plaats voor de
deugd.”
Plato
Deze methodiek omvat een aantal basisspelregels. Samengevat
zijn dat de volgende:
SOCIOCRATISCHE BESLUITVORMING
|
|
1
|
Breng de juiste mensen aan de tafel. Trapsgewijze deelname
volgens het mandaat en de betrokkenheid. Geen vervangende vertegenwoordiging.
|
2
|
Begin de bespreking van complexe problemen met een brede
beeldvorming. Ga dan verder over naar oordeelsvorming en besluitvorming.
Gebruik indien nodig meerdere vergaderingen
|
3
|
Geef extra aandacht aan afwijkende (verschillende) ideeën.
|
4
|
Luister actief om zeker te zijn dat de boodschap juist
begrepen wordt.
|
5
|
Zoek in elke bijdrage naar elementen die het besluit
kunnen verbeteren.
|
6
|
Indien je zoiets vindt, benoem en bevestig dat dan
expliciet. Leg het verband met de doelstelling. Indien niet, dank voor de bijdrage,
maar parkeer de idee.
|
7
|
Bewaak de doelgerichtheid. Vraag naar de relevantie voor
het doel. Marginaliseer voorkeuren, belangen en stijlen.
|
8
|
Herformuleer de voorlopige besluiten telkens ze verrijkt
worden.
|
9
|
Als er geen nieuwe bijdragen komen, stel dan de
uitzonderingsvraag: Wie zou er niet kunnen mee leven dat we het zo proberen?
|
10
|
Proces-gerelateerde storingen verdienen voorrang
|
11
|
Tolereer geen sabotage (persoonlijke agenda’s, emoties,
afrekeningen,…)
|
12
|
In geval van dilemma, zoek externe referentiepunten
(eventueel een werkgroep).
|
13
|
Indien de tijd dringt, geef een expliciet mandaat aan een
beperkte groep.
|
Enkele elementen verdienen een korte toelichting:
Het element ‘mandaat’ in punt 1 Is belangrijk. Het betekent
dat mensen aan een vergadering of besluitvorming deelnemen met een duidelijke
betrokkenheid bij het onderwerp en een afgelijnd mandaat. Dit mandaat hoeft
niet totaal te zijn, in die zin dat je besluit of akkoord ook automatisch de
hele organisatie bindt. Als er geen zorgvuldig mandaat aan de basis ligt, sluit
men de ‘getroffenen’ uit van participatie, en dat zal zich nadien bij de
gedragenheid van de genomen beslissingen wreken. Werken met vertegenwoordigers brengt
dus mee dat het participatieve proces in twee stukken is opgedeeld, en dat men
start met het gedeelte aan de basis, het geven van het mandaat. Na de besluitvorming
komt de gemandateerde opnieuw bij zijn groep om niet alleen verslag uit te
brengen, maar tevens om de participatie af te sluiten. Dit laatste kan,
afhankelijk van de genomen besluiten, best een moeilijk punt zijn.
De gemandateerde besluitvormers moeten in het
besluitvormingsproces met hun kennis van zaken mee de oplossingen uitwerken. De
hele groep besluitvormers moet de nodige en steun verlenen aan de
gemandateerden om de laatste fase van de participatie rond te maken. Indien men
dit niet doet, en de besluitvorming beperkt tot het maken van de beslissing in
de kleine groep besluitvormers, laat men het tweede deel over aan de
gemandateerden en mist men een groot stuk impact op de uiteindelijke totale
kwaliteit van de besluitvorming.
De ‘beeldvorming’ bij regel 2. Betekent dat men een complex
probleem steeds moet proberen te vatten in een totaalbeeld. Aanvankelijk kan
dat volstaan in grote lijnen, details kunnen nadien worden toegevoegd. Het
artificieel reduceren van complexe problemen tot eenvoudige dilemma’s, is een
soort machtsgreep, en wordt door sommige mede-besluitvormers niet in dank
afgenomen. Vooral als hiermee elementen worden weggemoffeld die voor hen
persoonlijk belangrijk zijn, wordt hiermee weerstand opgewekt, wat de meer
negatieve versie is van gebrek aan acceptatie.
Het is pas in de fase van de oordeelsvorming dat men de
belangrijke van de minder belangrijke argumenten en aspecten onderscheidt.
Daarna komt de besluitvorming. De overgang van de ene op de volgende fase wordt
best concreet gemaakt door de voorzitter. Slechts dan worden de bijdragen van
de deelnemers gesynchroniseerd tot een nuttig geheel. Onduidelijkheid en
vermenging van deze fasen vertroebelt het besluitvormingsproces door het
stimuleren van non-communicatie. Dit sluit aan bij de algemene regel: maak
steeds het proces doorzichtig.
Bij regel 3. Worden afwijkende ideeën, of alle verschillende
ideeën, expliciet toegelaten en getoetst op hun potentieel. Hier wordt in
belangrijke mate gewerkt aan de uiteindelijke acceptatie. Niemand heeft op deze
manier immers de ervaring dat de eigen ideeën worden weggedrukt door het spel
van de macht.
Regel 5. Deze regel stelt dat men moet zoeken naar elementen
die het besluit verbeteren. Dit moet natuurlijk niet alleen door de voorzitter
gebeuren. Naarmate de hele groep beter afgestemd is op deze methodiek, zal
iedereen daartoe een bijdrage leveren, en wordt de kans op slagen daardoor
groter. Het is duidelijk dat in deze fase van het proces de kwaliteit van het
besluit bewaakt wordt.
Door regel 6. wordt weer expliciet gewerkt, zowel aan de
intrinsieke kwaliteit (wat is de bijdrage tot de doelstelling of opdracht) als
aan de acceptatie (dit is wat ik heb bijgedragen).
Bij regel 7 wordt dat nog eens veralgemeend. Vooral het
elimineren van voorkeuren en belangen is moeilijk. Dit zijn twee elementen die
misschien op het eerste gezicht geen bedreiging vormen voor de acceptatie, maar
schijn bedriegt! De niet-aanbrengers van deze elementen zijn niet gelukkig met
het feit dat ander besluitvormers hun voorkeuren of belangen kunnen
doordrukken. Het stimuleert dus de polariteit, en die moeten we juist
verminderen. De invloed van voorkeuren en belangen op de intrinsieke kwaliteit
is duidelijk negatief. Het verband met de objectieve opdracht of het
gemeenschappelijk belang wordt dan immers helemaal onderschikt aan eigenbelang
of subjectieve gevoelens. In gezonde besluitvorming tracht men een besluit te
formuleren op basis van betrouwbare kennis die wordt samengebracht in een
geheel dat op rationele manier een link legt met doelstellingen. Alles wat daar
storend voor werkt, zou moeten vermeden worden. Hier zit uiteraard een
belangrijk probleem in het macro-systeem waarin men functioneert. Als men een
context heeft waar de belangen vooraf gegroepeerd zijn in partijen, die bovendien
op voet van gespannenheid leven om diverse redenen, wordt het natuurlijk
moeilijk om op het moment van besluitvorming al deze nadelen plots ongedaan te
maken. (dit maakt dat in elk politiek systeem waar de polariteit tussen
partijen stek ontwikkeld is, he gebruik van sociocratische besluitvorming
moeilijk is.)
Bij regel 9. Wordt de uitzonderingsvraag gesteld, als een
expliciete manier om de polariteit te vermijden. Als je vraag wie voor en wie
tegen is, schept dat opnieuw polariteit, minder goed dus. Het nodigt opnieuw
uit om de verborgen agenda’s en belangen te laten wegen. Het doel van de
uitzonderingsvraag is te achterhalen of er nog een inzicht of kennis aanwezig
is die niet werd gebruikt bij het voorliggend besluit, en die toch belangrijk
is. Het is dus eens te meer een toets naar intrinsieke kwaliteit.
Regel 10. Stelt dat proces-gerelateerde storingen eerst
moeten opgeruimd worden alvorens verder te werken. Dit grijpt terug naar een
algemene wijsheid: als het proces fout zit, zal ook het resultaat niet deugen.
Processtoringen negeren en doorgaan, is dus zoiets als de kop in het zand
steken. En dat is, zoals nogal breed wordt aangenomen, niet zo wijs.
De struisvogel die zijn kop in het zand steekt,
heeft een veel groter probleem dan zijn beperkt zicht.
Zijn achterwerk is een enorm doelwit.
(Ricardo Semler)
Hugo Der Kinderen
(1)
Ter inspiratie: Endenburg Gerard, Sociocratie,:
het organiseren van besluitvorming, Eburon, Delft, 2002,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten