Zoeken in deze blog

vrijdag 12 januari 2024

61.Raad van bestuur samenstellen en vernieuwen

downloaden

De ondermaatse werking van de Raad van Bestuur (het ‘bestuursorgaan’ volgens de vennootschapswetgeving) is een gekend pijnpunt in veel organisaties. In tegenstelling tot de wettelijke rol, verantwoordelijkheid en bevoegdheden van een raad van bestuur, is de prestatie van deze raad dikwijls niet in lijn met de noden van een organisatie.  Het is dan ook een vaak gehoorde klacht van directies dat ze ‘weinig hebben’ aan hun raad van bestuur. Vooral in de sociale sectoren, waar geen vergoeding staat tegenover de prestaties van bestuurders, kan dit een rem zijn op de goede werking van de organisatie. Wanneer directies daarover hun ongenoegen laten blijken ontstaat er dikwijls een spanningsveld dat ook niet altijd in het voordeel van de organisatie wordt beslecht. De zittende bestuurders hebben nu eenmaal de rol en bevoegdheid om de directies te benoemen, en dus ook te vervangen. Een heel speciaal probleem doet zich voor als de directeur de Raad van Bestuur op sleeptouw neemt in een slechtbeleid. Dit doet zich voor als de directeur een gehaaide manipulator is (en zichzelf daarom als enige verbinding tussen de organisatie en de RvB installeert). Als de Raadsleden daar niet tegen opgewassen zijn, in gelijk welk opzicht, leidt de organisatie daaronder. Het personeel vraagt zich dan af waar het bestuur blijft.

Voorzitters kunnen ook een deel van het probleem zijn, maar meestal zien ze wel de beperkingen, maar voelen ze zich machteloos om er iets aan te doen. Na verloop van tijd lopen de teleurstellingen dikwijls dermate hoog op dat de voorzitter ontslag neemt. Als dat crisismoment goed wordt aangepakt biedt dat natuurlijk een kans om te vernieuwen en de impasse op te lossen met een nieuwe start. Maar een verder aanslepende wanprestatie is ook een mogelijk gevolg, met dikwijls nefaste gevolgen voor de organisatie. Voldoende aanleiding dus om even stil te staan bij een preventieve en productieve werkwijze op dit vlak.

Een dikwijls ingevoerde regel, zelfs statutair, is een leeftijdsgrens instellen. Bestuurders nemen dan automatisch ontslag bij het bereiken van een bepaalde leeftijd, en ruimen plaats voor nieuwe leden. Als men geluk heeft in het wervingsproces komen op die manier soms goede krachten het team versterken. Maar het probleem met deze regel is dubbel. Eerste probleem: het werkt bijzonder traag en dus in veel gevallen gewoon te traag om aan de noden te voldoen. Tweede probleem: men zou wel eens goede bestuurders kunnen verliezen, en dan gaat het uiteraard verder bergaf met de raad, en dus met de organisatie. Het is inderdaad zo dat leeftijd geen betrouwbare maatstaf is voor de kwaliteit van een bestuurder. Beslissen op leeftijd berust op een vooroordeel en een sterke veralgemening. Misschien zijn sommige mensen vanaf hun pensioenleeftijd, of vanaf 70 of 75 niet meer in staat om een goede bestuurder te zijn, maar dat geldt evenzeer voor mensen onder die leeftijd. En die missen dan zo goed als zeker het voordeel van de ervaring. Het gebruiken van een irrelevant criterium of eigenschap om mensen uit te sluiten, is wat we discriminatie noemen. Conclusie: we schrappen de regel van de leeftijdsgrens wegens niet geschikt, een te groot risico op verlies van kwaliteit, en bovendien wegens te discriminerend.

Maar hoe dan wel? Hierbij een aantal concrete suggesties:

a)       Voor het aantrekken van bestuurders:

a-1. Begin met duidelijk de rol en verantwoordelijkheden van uw RvB te omschrijven (ook wettelijke) en deze voor te leggen aan de kandidaten. Deze omschrijving wordt best vergezeld door een duidelijk geformuleerde missie van uw organisatie. Deze beide beschrijvingen zouden moeten terug te vinden zijn in de statuten van de organisatie. Het lijkt ook noodzakelijk om naast deze vrij statische documenten ook de voorliggende strategische prioriteiten van de organisatie mee te geven. Door deze documenten voor te leggen voorkom je al voor een deel dat iemand het puur voor de eer zou doen, zich niet bewust van waar hij/zij aan begint. Het laat ook de kandidaat toe om de eigen motivatie concreet te maken. Bespreek die concrete motivatie, en evalueer ze telkens dat nuttig blijkt (een taak voor de voorzitter)

a-2. Vervolledig deze opdrachtbeschrijving met criteria waaraan de leden van uw RvB moeten voldoen. Uiteraard sluiten deze aan bij de beide omschrijvingen in het vorig punt vermeld. Aarzel niet om ervaring in de sector op beleidsniveau, specifieke competenties en mogelijke onverenigbaarheden te vermelden. Een indicatie van te besteden tijd en verwachtingen betreffende de te leveren inspanningen (verslagen lezen, vergaderingen voorbereiden…) te vermelden.

a-3. Als je echt professioneel wil werken hoort bij de ter beschikking gestelde informatie ook een algemeen aanvaarde omschrijving van ‘behoorlijk bestuur’ en een (eigen?) deontologische code. Veel kandidaten die overigens wel aan bepaalde vereisten voldoen, hebben geen idee wat de specifieke regels zijn die een goed bestuur kenmerken. Als er een huishoudelijk regelement voor de werking van de raad bestaat, hoort dat hier uiteraard bij. Op dit vlak is het belangrijk voor een goede werking op lange termijn, dat men een Raad van Bestuur niet verwart met een directieraad. Deze twee opdrachten zijn verschillend. Als men op zoek gaat naar bestuurders met specifieke inhoudelijke competenties (bvb juridische of financiële) is het belangrijk om de discipline op te brengen om geen operationele beleidspunten in de bestuursvergadering te behandelen. Deze bestuurders brengen hun deskundigheid in buiten de vergaderingen van de Raad van Bestuur. Voor de raad geldt: “nose in, fingers out”. Maar het beschikken over specifieke competenties kan wel belangrijk zijn in functie van de specifieke noden van de organisatie, en die moeten uiteraard meespelen in het aantrekken van leden.

a-4. Zorg dat elke kandidaat expliciet wordt voorgedragen door een bestaand lid van uw RvB, die de betrokken persoon kent uit ervaring, en bevestigt dat deze aan de hierboven vermelde criteria beantwoordt (kan beantwoorden).

a-5. Nodig de nieuwe kandidaat uit op een vergadering van de RvB, en bespreek en bevraag de vier bovenvermelde punten. Stel uw beslissing  tot aanvaarding uit. Laat de bestaande raad na de kennismaking evalueren, en neem zo mogelijk een eensluidend besluit. Dat besluit wordt achteraf aan de betrokkene(n) meegedeeld, niet door de voordrager, maar door de voorzitter. De beleefdheid en professionaliteit vraagt dat dit gebeurt met de nodige inhoudelijke toelichting, vooral wanneer het resultaat negatief is.

 

b)      Voor uittredende leden:

b-1. Neem in de statuten op dat een bestuurder wordt aangesteld voor een bepaalde tijd (bvb 1, 2, 3 jaar), en dat het mandaat hernieuwd wordt door toepassing van de hierna beschreven evaluatieprocedure (die in het huishoudelijk reglement thuis hoort).

b-2. Bepaal ook statutair het minimaal en het maximaal aantal bestuurders. In het huishoudelijk reglement bepaal je best het maximaal aantal dat tegelijk kan vernieuwd worden bij gelegenheid van de evaluatie.

b-3. Baseer de bevestiging van de bestuursmandaten op de resultaten van een ‘teambevraging’ of ‘zelfevaluatie’. Aan alle bestuurders wordt de lijst met criteria (de verwachtingen ten aanzien van een bestuurder) voorgelegd. Hiermee kunnen ze schriftelijk, hun waardering kenbaar maken voor de mate waarin elk van de collega-bestuurders aan deze verwachting heeft beantwoord in de afgelopen periode. De feedback wordt bij de voorzitter neergelegd, die deze info vertrouwelijk behandeld. De beoordeling gebeurt best door het dagelijks bestuur, bij voorkeur een drietal dat meestal de actieve kern van de raad is. Bij gebrek daaraan dient een drietal aangesteld door de voorzitter om deze rol op te nemen. Het is niet noodzakelijk zo dat er iemand moet gekozen worden om niet te bevestigen; maar iemand die duidelijk niet voldoet kan op deze manier, collegiaal en gebaseerd op relevante criteria, geen verlenging van mandaat gegeven worden. Deze beslissing wordt door de voorzitter persoonlijk aan de betrokken bekend gemaakt. In geval iedereen bevestigd wordt, wordt dit best in de voltallige vergadering bekend gemakt.

b-4. Indien zich een probleem voordoet in de raad dat een te zwakke dynamiek of gebrek aan professionaliteit voordoet, kan de raad, op initiatief van de voorzitter met of zonder het dagelijks bestuur, bij het begin van deze procedure bepalen hoeveel mandaten open verklaard worden, en dus hoeveel mensen niet zullen verlengd worden in hun mandaat. Het verdient een sterke aanbeveling dat dit voorstel geargumenteerd wordt door een analyse over het gebrek aan voldoende professionele slagkracht van het bestuur. Om dit te funderen is het wenselijk hierbij externe signalen en feedback (evaluaties) te gebruiken. Deze beslissing kan ook aan de algemene vergadering worden voorgelegd, zodat vanuit dit mandaat de nodige urgentie wordt opgelegd. Het is duidelijk dat ook de voorzitter van de algemene vergadering de ultieme initiatiefnemer van deze beslissing kan zijn.

Doordat de beslissing om een aantal mandaten open te verklaren op voorhand wordt genomen, hebben de leden van de RvB de kans om voor de start van de procedure zelf aan te geven dat ze hun mandaat niet wensen verder te zetten. De kans is zeer groot dat bestuurders die niet aan de verwachtingen voldoen, deze kans zullen gebruiken om de eer aan zichzelf te houden.

b-5. Het spreekt voor zich dat deze evaluatieprocedure kan opgestart worden voordat men beschikt over waardige opvolgers. Als men door het aantal beschikbaar te stellen mandaten onder het statutair minimum aantal leden zou zakken, blijven de zittende bestuurders in functie tot men over waardige vervangers beschikt.

b-6. Omdat dit een ongebruikelijke realistische en mogelijk confronterende aanpak is voor vernieuwing, is het noodzakelijk dat de bestuurders bij het opnemen van hun mandaat van deze werkwijze op de hoogte zijn, en ze expliciet aanvaarden. Als ze concreet bestaat, hoort ze dus in de bovenstaande paragraaf over het aantrekken van bestuurders bij de documenten die aan de kandidaten moeten bezorgd worden.

Deze werkwijze is geen wet van “Meden en Perzen”, maar misschien helpt deze beschrijving om een gelijkwaardige procedure te ontwerpen die de Raad van Bestuur behoedt voor een mogelijk kwalitatief verval. Als een verval zich toch zou voordoen terwijl een dergelijke procedure niet bestaat, kan het op de agenda van de Algemene Vergadering worden opgenomen om een dergelijke procedure, op basis van een concreet voorstel, te installeren, al dan niet via een statutaire aanpassing. De voorzitter van de Algemene Vergadering is hiervoor de geschikte persoon.

Hugo Der Kinderen

Januari 2024

Geen opmerkingen: